Op zijn website kerkenrecht.nl schrijft dr. K.W. de Jong een blog over het verschijnen van mijn brochure 'Kerk 2018'. Op een paar dingen die hij schrijft, wil ik graag reageren, vooral ter verheldering.

Hij merkt allereerst op dat 'Kerk 2018' online in te zien zou moeten zijn. Die vraag kreeg ik al meer. Er komt daarom binnenkort een samenvatting van de brochure als PDF-bestand op deze website. Het hele boekje blijft alleen in gedrukte vorm beschikbaar.

De tweede opmerking van collega de Jong betreft het tijdstip waarop 'Kerk 2018' verschijnt. De synode heeft immers al een besluit genomen over Kerk 2025. De constatering van De Jong dat het grondvlak er nauwelijks over is geconsulteerd is precies de reden waarom ik van mening ben dat kerkenraden en classes zich nu via hun consideraties duidelijk moeten uitspreken. Elders op deze website heb ik geschrevan dat considereren echt nodig is en zin heeft en dat Kerk 2025 nog geen voldongen feit is. In een ander artikel pleit ik voor aanpassing van het tijdpad en een eerste consideratieronde over de hoofdlijnen van Kerk 2025 Pas daarna, in een volgende consideratieronde, kan het dan eventueel gaan over de uitwerking van het plan in kerkordelijke regelgeving.

De opmerking dat ik behoor tot de Gereformeerde Bond vind ik hier niet zo relevant. Wat ik schrijf, is niet iets van een bepaalde modaliteit. Zaken als opheffing van classes en de problematiek van kleine gemeenten die te zwaar worden belast, raken de hele breedte van de Protestantse Kerk, van vrijzinnig tot bond. Terecht constateert dr. de Jong dat in de nu voorliggende plannen sprake is van een zekere centralisatie. Dat is precies mijn bezwaar en het strijdt ook met het in 'Kerk 2025' gehanteerde motto van 'back to basics'.

De door mij voorgestelde herschikking van financiƫle middelen (minder naar de dienstenorganisatie zodat er meer bij de plaatselijke gemeente blijft) levert volgens collega de Jong hooguit enkele duizenden euro's op. Cijfermateriaal daarover hoop ik binnenkort op deze website te publiceren. Maar een bedrag van enkele duizenden euro's is voor een kleine gemeente heel veel. Het kan de opbrengst van 2 maanden collecteren zijn en net voldoende om de predikant of kerkelijk werker een halve dag in de week meer in de gemeente te kunnen laten werken.

Voor expertise is de landelijke kerk niet het aangewezen orgaan. Daar zijn echte kennisinstituten voor, zoals de PThU en de HBO-opleidingen theologie. Daarnaast zijn er veel theologen en organisaties in en rond de kerk die via allerlei kanalen de theologische bezinning dienen en/of praktische toerusting en training aanbieden. Het is mijn stelling dat het aanbod van producten door de dienstenorganisatie die initiatieven zelfs kan belemmeren en ook plaatselijke gemeenten passief maakt. Je gaat niet zelf (creatief) aan de slag, maar je laat de adviseur komen.

Voor deelname aan het maatschappelijke debat is niet een omvangrijke dienstenorganisatie nodig met bijvoorbeeld een 'medewerker backoffice' en allerlei managers. Die zijn niet het gezicht van de kerk naar buiten, maar hebben hun focus op de eigen interne organisatie. Voor bezinning op wat er in de samenleving speelt en nodig is, hebben we de generale synode als ambtelijke vergadering en heeft de synode een vrijgestelde scriba die zijn woordje uitstekend kan doen.

Dr. de Jong eindigt met de opmerking dat er verschillende oplossingen mogelijk zijn en dat dat een kwestie van kiezen is, "ook in theologisch en gelovig opzicht". Dat zijn we met elkaar eens. Met 'Kerk 2018' wil ik dat proces graag dienen door alternatieve keuzes te laten zien.